Falsificatie
1. Het weerleggen van een uitspraak door het aantonen van de waarheid van een andere uitspraak die logisch strijdig is met deze uitspraak.
Familie-gelijkenis
1. Begrip afkomstig van Wittgenstein waarmee wordt aangegeven dat tussen begripsvoorbeelden bij nadere analyse geen duidelijke eenheid te onderkennen valt maar waarbij toch gesproken kan worden van hetzelfde begrip omdat sprake is van een bepaalde gelijkenis. Van een uniek kenmerk dat voor alle leden geldt, is echter geen sprake.
Voorbeeld
Een neef en een nicht delen een bepaalde achtergrond maar kunnen in het geheel van elkaar verschillen. Wittgenstein gebruikt zelf als voorbeeld het woord "spel": zowel het voetbalspel, volleybal, knikkeren, als ook een potje schaken of dammen vallen onder dit begrip. Een uniek kenmerk dat al deze "spelen" met elkaar delen, valt niet te ontdekken, toch is er een gelijkenis.
Fichte
1. Johann Gottlieb Fichte (1762-1814). Filosoof.
Filosoferen
1. Het doen aan filosofie.
2. Het nadenken, reflecteren en ter discussie stellen van wat we denken te zijn en te weten.
Filosofie
1. Wetenschap die streeft naar wijsheid en kennis.
2. Samenhagend systeem van beweringen en argumenten (de filosofie van Hegel).
3. Levensbeschouwing (mijn filosofie is . . .)
4. (Leidende) denkwijze, opvatting (de filosofie van ons bedrijf is: klant is koning)
Etymologie
(gr) Philos = liefde, Sophia = wijsheid
Filosofie van de geest
1. Onderdeel van de wijsbegeerte dat de geest, de mentale gebeurtenissen, de mentale functies en eigenschappen en het bewustzijn en hun verhouding tot het fysieke lichaam bestudeert.
Engels
Philosophy of mind
Filosoof
1. Beoefenaar van de filosofie.
Foucault
1. Michel Foucault (1926-1984). Filosoof.
Frege
1. Gottlob Frege (1848-1925). Filosoof.
Fysicalisme
1. Vorm van identiteit theorie; overtuiging dat alle mentale staten/processen in het geheel verklaard kunnen worden in fysieke staten, processen en gebeurtenissen.