Taalfilosofie
1. Stroming binnen de filosofie; meent dat de meeste, zo niet alle, wijsgerige problemen opgelost zullen worden door een nauwkeurige analyse van de taal. Ook wel analytische wijsbegeerte.
2. De wijsbegeerte van de taalwetenschappen.
3. Stroming binnen de filosofie; bestudeert de filosofische problemen die met taal samenhangen. Ook wel taalfilosofie in enge zin.
Tabula rasa
1. Een leeg bewustzijn/verstand bij geboorte.
Filosoof
John Locke: stelde dat alle menselijke kennis door ervaring tot stand kwam.
Tarski
1. Alfred Tarski (1901-1983). Filosoof.
Taylor
1. Charles Taylor (1931-). Filosoof.
Telos
1. (Levens)Doel.
Thales
1. Thales van Milete (ca. 624-546 v.c). Filosoof.
Theonomie
1. moraal of recht berustend op Gods geopenbaarde wil.
Etymologie
(gr) theos = God, nomos = wet
Thoreau
1. Henry (David) Thoreau (1817-1862). Filosoof.
Thrasymachus
1. Thrasymachus (ca. eind 5e eeuw v.c.). Filosoof.
Tocqueville
1. Alexis de Tocqueville (1805-1859). Filosoof.
Toeval
1. Van toeval is sprake indien een voorval, gebeurtenis, omstandigheid of stand van zaken vooraf niet op een bepaalde wijze (te voorzien, te berekenen e.d.) te voorspellen was. Is met name relevant in de discussie over determinisme.
Tolerantie
1. Waarde die (de mate) uitdrukt of afwijkend gedrag of afwijkende personen en/of groepen worden toegestaan, kunnen coƫxisteren, worden gerepecteerd dan wel worden gewaardeerd (Rainer Forst).
Etymologie
(lat) Verdragen, verduren, uithouden
Trotsky
1. Leon Trotsky (1879-1940). Filosoof.